Met de komst van led-verlichting armaturen in de openbare ruimte zijn veel bestaande richtlijnen niet meer bruikbaar. Dit heeft te maken met de bundel en opbouw van het lichtgevend oppervlak van het armatuur. Om de mate van hinder vast te stellenzijn er, in de meest eenvoudige versie, vier parameters van belang: de helderheid van de omgeving, de helderheid van de lichtbron, de grootte van het lichtgevend oppervlak en de positie van de lichtbron in het blikveld van de waarnemer.
De huidige bestaande methoden kennen echter maar drie parameters en enkele soms maar één of tweeparameters die worden gebruikt om de hinder te berekenen. De UGR voorbinnenverlichting werkt met alle vier de parameters en is dan ook de meest geschikte op dit moment. Er is nog geen wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd om een waardeoordeel te kunnen geven per berekende waarde. Bijvoorbeeld 10 is “niet hinderlijk”, 40 is “lichthinderlijk” en 90 is “zeer hinderlijk”.
Wel kan worden gesteld dat een hogere uitkomst meer hinder betekent. Het is dus mogelijk om uit de reeks armaturen de minst hinderlijke, de meest hinderlijke en iets ertussenin te vinden. De metingen worden uitgevoerd met een luminantie camera die op de positie wordt geplaatst waar de meeste hinder valt te verwachten. Op meer dan 60 punten in het openbaar gebied wordt de lichtsterkte op het oog (i-waarde) berekend en het punt met de hoogste waarde is de locatie waar de meeste hinder te verachten is. Vervolgens wordt op deze locatie een meting gedaan aan hoeveel licht er vanuit de omgeving op het oog valt en er wordt een beeld gemaakt van het lichtgevend oppervlak van het armatuur en de positie in het blikveld. Het bepalen van de grootte van het lichtgevend oppervlak vindt op kantoor plaats door gebruik te maken van de nieuwe inzichten van de universiteit van Leuven. Alle meetgegevens worden verwerkt in een overzichtelijke rapportage en online live met de fabrikant of beheerder van de openbare verlichting gedeeld.