Een lichtplan voor een woonwijk lijkt heel eenvoudig maar is het niet. De vele obstakels waar rekening mee gehouden moet worden maken het complex. Denk bijvoorbeeld aan de 11 opstellingsregels waar aan voldaan moet worden. Enkele daarvan zijn logisch, zoals geen lichtmasten voor een raam en lichtmasten op scheidingen van parkeerplaatsen plaatsen om schade aan de lichtmast en het voertuig te voorkomen. Het lijkt echter onmogelijk om aan alle 11 eisen tegelijkertijd te voldoen.
Het plan start met het bepalen van de maximaal mogelijk mastafstand binnen het te berekenen profiel. Het raster moet conform het CEN voorschrift worden uitgevoerd tussen twee opvolgende lichtmasten en over de gehele breedte van het profiel. Als dit bepaald is kan de puzzel beginnen. Hij start bij de straat op het tangent punt van de splitsing en de masten worden voorlopig over de straat verdeeld tot het einde van de straat. De eerste afstand wordt uitgezet en deze mast mag niet voor een uitrit, niet voor een raam, wel op een scheiding van een parkeervak, minimaal 5 meter van een boom en alleen als het niet anders kan in het verlengde van een gevel worden geplaatst.
Indien de ene kant van de straat te veel uitdagingen herbergt kan het handig zijn om de opstelling aan de overzijde van de straat te starten.
Het importeren van een hele woonwijk in een lichtberekening, wat met Dialux mogelijk is, is niet de oplossing; hiermee maakt de ontwerper het zich onnodig moeilijk. Ook voldoet deze lichtberekening niet aan de binnen de NSVV afgesproken gedragscode voor het maken van lichtberekeningen. Met name het CEN raster kan niet meer worden gegarandeerd en ook de uitkomsten zijn niet meer te controleren op juistheid. Maar al te vaak zien we aan het begin van de straat de masten om de 10 meter staan en verderop om de 30 meter. Buiten het feit dat dit er niet mooi uitziet is het ook rekenkundig onjuist. De masten die om de 10 meter staan zorgen dat het gemiddelde lichtniveau in de gehele straat omhoog gaat en daardoor over de gehele straat gezien (gemiddeld) voldoet; echter op die plek waar de masten om de 30 meter staan is het lichtniveau voor bewoners veel te laag.
Een consistent plan is herkenbaar aan een nagenoeg gelijke mastafstand over de hele straat; ook wel een ritmisch geheel genoemd. Aan alle voorwaarden binnen de ontwerp regels is dan voldaan en daardoor ontstaat minimale hinder voor omwonenden. De Kruijter heeft al meer dan 25 jaar ervaring in het maken van dergelijke lichtplannen en ondersteund regelmatig gerenommeerde organisaties met het maken van lichtberekeningen, kabelberekening en lichtplannen.
De Kruijter heeft al ruim 25 jaar ervaring in het ontwerpen en berekenen van eigen laagspanningsnetten en kan uw lichtplan met het zelfde gemak voorzien van een eigen laagspanningsnet dat voldoet aan de laatste veiligheidseisen uit de NEN1010.
Enkele aandachtspunten zijn:
1. bij de opstart van de verlichting mag de beveiliging niet worden aangesproken dus rekening houden met inschakelpieken van de verlichtingsarmaturen,
2. bij een sluiting mag de isolatie van de kabel niet smelten,
3. bij een kortsluiting in de lichtmast moet een bewoner de lichtmast nog veilig kunnen aanraken en mag er niet meer dan 50V op de buitenzijde van de lichtmast komen te staan,
4. bij een kortsluiting moet in de kast de beveiliging binnen 0,4 seconden de kabel spanningsloos maken,
5. de kabel moet voldoende dik zijn en het spanningsverlies aan het einde van de kabel mag niet meer zijn dan 5% en een advies voor 3%.